|
Hoofdstuk 7 van 'De grote scheiding' door C.S. Lewis. "Ofschoon ik de schim met de bolhoed in zijn ongelukkig pogen met een zeker welbehagen had gadegeslagen, bemerkte ik, alleen gelaten, dat ik de tegenwoordigheid van de waterreus niet verdragen kon. Ik kon niet merken dat hij enige aandacht aan mij schonk, maar ik werd toch verlegen en ik vermoed wel, dat er een zekere voorgewende onverschilligheid in mijn bewegingen was, toen ik over de vlakke rotsen weer in de richting stroomafwaarts liep. Ik begon vermoeid te worden. Kijkend, naar de zilveren vissen, die over de rivierbodem voort schoten, kwam er een sterk verlangen in mij op, óók dat water te kunnen doorklieven. Ik had er graag een bad in genomen. 'Van plan om terug te gaan?', vroeg een stem dichtbij. Ik keerde mij om en zag een rijzige schim met zijn rug tegen een boom staan, kauwend op een onwezenlijke sigaar. Het was de verschijning van een magere, taaie man, met grijs haar en een nors, maar niet onbeschaafd stemgeluid: een van die soort, waarvan ik altijd instinctmatig het gevoel heb gehad, dat zij betrouwbaar zijn. 'Ik weet het niet', zei ik, 'u wel?' 'Ja', antwoordde hij, 'Ik vermoed dat ik al het bezienswaardige hier wel zo ongeveer gezien heb.' 'Dus u is niet van plan te blijven?' 'Dat is allemaal maar propaganda', zei hij. 'Natuurlijk is er voor ons nooit sprake geweest van blijven. Je kan het fruit hier niet eten en je kan het water niet drinken en al je tijd gaat heen met lopen over het gras. Een menselijk wezen zou hier niet kunnen leven. Die hele voorstelling van hier te blijven is maar een reclametruc'. 'Waarom is u hier dan gekomen?' 'Och, dat weet ik niet. Om eens een kijkje te nemen. Ik ben iemand, die ervan houdt de dingen zelf te zien. Overal waar ik geweest ben, heb ik altijd de dingen bekeken waar ophef van gemaakt werd. Toen ik in het oosten was, ben ik Peking gaan bekijken. Toen ik…'. 'Hoe was het in Peking?' 'Niets bijzonders. Muren en nog eens muren. Een val om toeristen in te vangen. Ik ben zowat overal geweest. De Niagara, de piramiden, Salt Lake City, de Tadj Mahal…'. 'Maar hoe was dat dan?' 'Niet de moeite waard. Allemaal reclametrucs. Altijd van dezelfde mensen. Er bestaat een concern, ziet u, een wereldconcern; die lui nemen gewoon een globe en beslissen, waar ze een bezienswaardigheid willen hebben. 't Doet er niet toe wat ze kiezen, alles is geschikt, zolang er maar behoorlijk reclame voor gemaakt wordt'. 'En hebt u… eh… daar beneden… in de stad… een tijd lang gewoond?' 'In wat ze de hel noemen? Jazeker. Het valt daar óók tegen. Ze wekken de verwachting bij je van een gloeiend vuur en duivelen en allerlei interessante lui, die er geroosterd worden. Hendrik de Achtste enzo… Maar als je er komt, is het een stad als iedere andere.' 'Ik ben liever hier boven', zei ik. 'Och, ik zie niet in, waarom daar zo van opgegeven', zei de taaie schim. 'Het is hier niets beter dan in ieder ander park en verduiveld ongerieflijk.' 'Het schijnt regel te zijn dat - als je hier blijft - je geacclimatiseerd raakt; dat je… een vaster lichaam krijgt.' 'Ik ken die praatjes', zei de schim. 'Altijd dezelfde, oude leugens. De mensen hebben me, zolang ik leef, zulke dingen verteld. In de kinderkamer vertelden ze me al, dat, als ik braaf was, ik gelukkig zou worden. En op school vertelden ze me, dat het Latijn wel makkelijker zou worden als ik maar doorzette. Een maand nadat ik getrouwd was vertelde een of andere dwaas me, dat je in het begin altijd moeilijkheden hebt, maar met tact en geduld zou ik er wel spoedig in thuis raken en er plezier in krijgen! En wat zeiden ze in twee oorlogen al niet over de goeie tijd, die zou aanbreken, als ik maar een dappere kerel was en altijd maar op me liet schieten. Natuurlijk beginnen ze hier hetzelfde oude spelletje, als je maar dwaas genoeg bent om ernaar te luisteren'. 'Maar, wie zijn die zij? De zaak HIER wordt toch zeker wel door heel iemand anders bestuurd'. 'Een heel nieuwe leiding? Gelooft u dat toch niet. U zult altijd dezelfde oude kliek aantreffen. Ik weet er alles van, van die lieve, vriendelijke moeke, die bij je bed kwam en alles uit je kreeg, wat ze van je weten wilde; maar je merkte altijd, dat zij en vader in werkelijkheid dezelfde firma waren. Hebben we niet ondervonden, dat in de oorlog aan beide kanten dezelfde bewapeningsconcerns de zaak exploiteerden? Of hetzelfde concern, dat achter de joden en het Vaticaan en de dictators en de democratieën en heel de rest zit. Die hele zaak hier wordt door dezelfde mensen gedreven als de stad. Ze lachen gewoon om ons.' 'Ik dacht, dat ze op voet van oorlog waren met elkaar'. 'Ja, dat dacht u. Dat is de officiële lezing. Maar wie heeft er ooit wat van gezien? O, ik weet wel, zo praten ze. Maar als ze werkelijk in oorlog met elkaar zijn, waarvoor doen ze dan niets? U begrijpt toch wel dat, als de officiële lezing juist was, deze lui hierboven de stad zouden aanvallen en uitroeien? Ze hebben de macht ertoe. Als ze ons wilden redden, konden ze 't doen. Maar blijkbaar is het laatste, wat ze wensen, een eind maken aan hun zogenaamde 'oorlog'. 't Is er juist om te doen het hele spel aan de gang te houden'. Deze verklaring van de zaak gaf me een onbehaaglijk gevoel, maar leek me toch aannemelijk. Ik zei niets. 'In elk geval', zei de schim, 'wie wil er eigenlijk gered worden? Wat moet je hier uitvoeren, voor de drommel?' 'Of daar', zei ik. 'Volkomen juist", zei de schim. 'Het maakt geen van beide wat uit.' "Wat zou u 't liefst doen, als u de keuze had?', vroeg ik. 'Daar zullen we 't hebben', zei de schim met een zekere triomf. 'Vraagt u mij een plan op te stellen? De leiding moet iets weten te vinden, dat ons niet verveelt, is 't niet zo? Op dat punt hebben de dominees en de moralisten juist altijd de zaak op zijn kop gezet. Zij verlangen steeds, dat wij onszelf zullen veranderen. Maar als zij, die de leiding hebben, zo knap en zo machtig zijn, waarom bedenken ze dan niet iets om hun publiek te gerieven? Al die onzin over vaster en steviger worden, zodat onze voeten geen hinder meer hebben van het gras… och kom! Om een voorbeeld te geven. Wat zou u zeggen als u in een hotel kwam, waar alle eieren bedorven waren; en als u zich beklaagde bij de directie, dat die dan, in plaats van zich te verontschuldigen en een andere melkboer te nemen, zou zeggen: als u 't maar probeert, gaat u mettertijd die rotte eieren wel lekker vinden?' 'Kom, ik stap eens op', zei de schim, na een kort stilzwijgen. 'Gaat u ook die kant uit?' 'Het schijnt niet veel uit te maken, waar men heen gaat, als ik u zo hoor', antwoordde ik. Een grote neerslachtigheid had zich van mij meester gemaakt. 'En hier regent het tenminste niet'. 'Op 't ogenblik niet', zei de taaie schim. 'Maar ik heb nog nooit van die heldere ochtenden meegemaakt of later begon het toch te regenen. En bewaar me, als het hier regent! Daar had u niet aan gedacht, hè? Het is niet in u opgekomen, dat met het soort water, dat ze hier hebben, elke regendruppel een gat in je slaat, als de kogel van een machinegeweer. Dat zijn zo hun aardigheden, begrijpt u. Eerst plagen ze je met een grond, waar je niet op kan lopen en water dat je niet kan drinken en dan boren ze allemaal gaten in je. Maar mij krijgen ze niet op die manier.' Enkele ogenblikken later was hij verdwenen. Wordt vervolgd. |
Hemelse rivier om in te baden. |
Ook Peking was eindeloos vervelend, net als de hemel en de hel.. |
Zonder hoop is de hele eeuwigheid verveling, verveling en nog eens verveling. |